Het verhaal van de polders
Het verhaal van de polders
De droogte drukte het waterschap en de provincie met de neus op de feiten: de klimaatverandering kan grote invloed hebben op de veiligheid van het land binnen de dijken. Permanente dijkbewaking was dus noodzaak tijdens die droge periode in 2011.
Laagland
Wie in het land van Kaag en Braassem rondkijkt, merkt dat het land bestaat uit polders die beschermd worden door honderden kilometers dijken. Het water klotst tegen de rand en aan de andere kant ligt metersdiep pas het land. Hoge dijken en laag gelegen land dat alleen nog maar verder inklinkt, zodat het steeds lager komt te liggen. Juist in deze gemeente liggen, voornamelijk tussen de Westeinderplassen en het Braassemermeer, droogtegevoelige veendijken die eeuwen oud zijn, maar ons nog steeds droge voeten laten houden.
Oxideren
Het is niet meer voor te stellen, maar ooit lag ditzelfde land enkele meters boven zeeniveau. Door ingrijpen van de mens is de situatie ontstaan zoals die nu is. Vroeger bestond dit hele gebied uit hoogveen en dat bestaat weer voor 90 procent uit water. Na het jaar 800 begon de mens het gebied te ontginnen. Er werden sloten en vaarten gegraven om het water af te voeren. Door die afwatering verloor het hoogveen zijn volume en klonk in, zodat het land steeds lager kwam te liggen. Door de afwatering kwam ook een deel van het veen boven waterniveau te liggen, waardoor dat veen verteerde – oxideerde. Dat had weer tot gevolg dat het land nog meer inklonk. Een niet te stoppen proces.
Molens
Doordat het land zover inklonk, was op een gegeven moment bedijking noodzakelijk. En omdat de grond achter de dijken bleef inklinken was weer bemaling nodig om het overtollige water, binnen die dijken, weg te pompen. De vele molens zijn de stille getuigen van die periode. Ook de vele meren die ontstonden, werden drooggemalen. Op de een of andere manier bleef het Braassemermeer buiten schot; tot groot plezier van iedere watersportliefhebber.
Priester Hendrik
Landontginning was niet iets van de gewone man. Landeigenaren en de kerk speelden daar een grote rol in. In Kaag en Braassem was priester Hendrik de belangrijke man achter de grote ontginning die in Nederland plaatsvond tussen de jaren 1000 en 1300. Nog steeds is zijn hand zichtbaar in het landschap. Kenmerkend in deze regio zijn de langgerekte percelen van 1250 x 113 meter. Om zo'n perceel te mogen ontginnen was een contract nodig, een zogenaamde cope. De Graaf van Holland en de Bisschop van Utrecht verkochten deze copen aan kolonisten, die het gebied ontgonnen om de grond te kunnen bewerken. Door zo’n stuk woest land te ontginnen, verwierven de kopers zich de status van vrije boer.
Standbeeld
Nergens ter wereld is dit copelandschap nog meer te vinden, behalve in Das Alte Land in Duitsland, gelegen tussen Hamburg en Bremen. Priester Hendrik ging namelijk op verzoek van de aartsbisschop van Bremen naar dat gebied om ook daar het land te ontginnen. Zijn ervaringen, opgedaan in Holland, nam hij natuurlijk mee en zo liggen in Duitsland polders die hetzelfde zijn als de Nederlandse veenpolders. Voor zijn belangrijke werk tijdens de ontginning kreeg priester Hendrik een standbeeld, twee om precies te zijn, die ook nog identiek zijn. Het originele beeld staat sinds 1993 voor de Evangelisch-Lutherse St. Martini-et-Nicolai-Kirche in het Duitse dorp Steinkirchen. Een kopie ervan staat sinds 2001 op het plein voor de Woudse Dom in Rijnsaterwoude.